01-04-2000
door Marieke van HalDe collectieve welvaart in Japan is hoog, zichtbaar aan het niveau van tal van openbare instellingen en voorzieningen: aantrekkelijke warenhuizen, monumentale musea, nieuwe vliegvelden, snelle treinen etc. In de naoorlogse periode is ten gevolge van de succesvolle economische groei een maatschappij ontstaan die bij een bezoeker uit het westen, lopend door grote steden als Tokyo, Yokohama of Osaka, de indruk wekt uiterst modern, comfortabel en efficiënt te zijn. Daarnaast is Japan het land bij uitstek waar de nieuwste technologische ontwikkelingen plaatsvinden, waar altijd de laatste snufjes zijn. In haar uiterlijke verschijning lijkt de Japanse samenleving erop gericht om alles licht, soepel en geavanceerd te laten verlopen. Deze ‘lichtheid’ toont zich niet alleen in de souplesse en goede organisatie van het openbare bestaan, maar ook in andere karakteristieken zoals bijvoorbeeld het eten, de harmonie met de natuur, het verdraagzame shintoïsme en de ver ontwikkelde automatisering. Toch heeft Japan ook een keerzijde, die bij een wandeling door een willekeurige Japanse stad niet direct waarneembaar is. Er wordt wel gezegd dat Japan een rijk land is met arme mensen, in de zin dat de economische vooruitgang van het collectief ten koste is gegaan van de immateriële ontwikkeling van het individu. De dwingende groepsmoraal, de hoge arbeidsdruk (Japan heeft het hoogste aantal werkuren van alle industrielanden) en de van jongs af aan sterk opgelegde prestatiedrang zouden weinig ruimte bieden voor vrijetijdsbesteding en persoonlijke ontplooiing. In de tentoonstelling
Japan medium light zijn een aantal Japanse kunstenaars van de jongste generatie bijeen gebracht. Met hun werk representeren ze enerzijds de ‘lichtheid’ van het moderne Japanse bestaan, en anderzijds de kritiek daarop.
Ronddwalend in Japanse warenhuizen kun je je in een geriefelijke fantasiewereld wanen waarin de notie van de werkelijkheid even vergeten raakt. Fraai en verleidelijk zijn ze ontworpen om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de wensen van de klant. Het aangename karakter wordt, naast de architecturale vormgeving, mede bepaald door de aanwezigheid van liftmeisjes. Deze keurig verzorgde jonge dames in mantelpak staan bij de entree, de roltrappen of bij de lift die naar de verschillende verdiepingen leidt. Met een immer vriendelijke lach onthalen ze de bezoeker en proberen ze met hun bevallige presentie zoveel mogelijk de weg door een kunstmatig geharmoniseerde wereld vol kostbaarheden te vergemakkelijken. De gedienstig voorkomende ‘winkelgeisha’s’ figureren in de digitale fotomontages en videowerken van
Miwa Yanagi (Kobe, 1967). Met de computer zijn ze verveelvoudigd en tot bijna identiek gekloond. Elke uiterlijke vorm van individualiteit ontbreekt. In het fotografische tweeluik
Elevator Girl House 1F (1997) staan ze in rode pakjes achter etalageramen aan weerszijden van een roltrap waar geen einde aan lijkt te komen. Of ze zitten op de roltrap, zonder aan waardigheid in te boeten en kijken naar duizenden bloemen in het raam. Ook zien we ze in de video-installatie
Kagome Kagome(1998), waar ze zich voortbewegen in een lange, diepe gang. Subtiele digitale veranderingen brengen kleine metamorfoses teweeg, zowel in de gedaante van de meisjes (verpleegster verandert van liftmeisje in stewardess) als in de architectuur (deur verandert van lift in etalageraam). Met deze werken levert Yanagi commentaar op de consumptiecultuur van Japan waarin ze zelf opgroeide en deel van uitmaakt. Haar geënsceneerde beelden vol glanzende verleiding tonen op surreële wijze de façade en ambiguïteit van de Japanse moderniteit. In het warenhuis lijkt het westen perfect gecopieerd en zelfs van extra glans voorzien. Maar onder deze stralende vernislaag schuilt de traditie, uitgedrukt in de uniformiteit en overtolligheid van de liftmeisjes, wier taken worden vervuld met een onderdanige houding en een aangeleerde timide lach.
In de beelden van
Rika Noguchi (Tokyo, 1971) lijkt zwaartekracht simpelweg niet te bestaan en verdwijnt de mens ten opzichte van zijn omgeving in het niets. Noguchi maakte foto’s op Mount Fuji, een symbool voor Japan en door de Japanners veelal met grote liefde vereerd. De werken
Seeing Birds (1997/98) tonen Mount Fuji als een immens lege vlakte, afgescheiden van een helderblauwe hemel door de horizon. In de verte zijn een aantal menselijke figuren zichtbaar wier presentie in de onmetelijkheid van het landschap van geringe betekenis lijkt te zijn. Deze foto’s wekken een gevoel op van twijfel en relativering over de mens en de ruimte om hem of haar heen. Eveneens gesitueerd op Mount Fuji is de serie
A Prime (1999). Hier is het landschap meer rotsachtig en eigenaardig, bijna buitenaards. Noguchi zegt dat ze door middel van fotografie contact wil maken met het universum. Ook in deze werken ontstaat een besef van ongemak over de ruimte en stelt de mens soms niet meer voor dan een onbeduidend silhouet. De foto’s van Noguchi zijn nooit geënsceneerd. Wat deze mensen op deze plekken doen laat de fotografe aan de fantasie van de kijker over.
Mariko Mori (Tokyo, 1967) maakt video-installaties en foto’s die ze met de technische perfectie van de computer manipuleert. Ze begon haar carrière als model, waarna ze haar eigen kleding ging ontwerpen en deze demonstreerde in gefotografeerde situaties waarin ze zelf als een verleidelijk wezen de hoofdrol speelde tegen de achtergrond van een gefantaseerde hyperrealiteit. Steeds tovert ze zich om tot verschillende personages. De kunstmatige transformaties geven haar de mogelijkheid en vrijheid middels diverse identiteiten volledig zichzelf te zijn, iets waar ze moeilijkheden mee had in eigen land. Mariko Mori verliet Japan omdat ze zich niet kon conformeren aan het keurslijf van de Japanse gemeenschapszin. Mori: Japan is an unified society which does not allow for individualism. I was looking for freedom-freedom to express myself on the outside and as a whole. In Japan people try not to behave outside common standards. You are constantly reminded not to step out of line. Vooral in Mori’s eerdere werk zien we een vermenging van Oost en West. Elementen uit de westerse popcultuur zijn gestileerd met een Japans gevoel voor detail en verfijning. Steeds balanceert Mori tussen realiteit en fantasie, zichtbaar gebruik makend van de nieuwste technologie. Zagen we de kunstenares voorheen voornamelijk als cyber-ster in een of andere futuristische stedelijke omgeving, de laatste tijd is haar aandacht verschoven naar de natuur, naar de elementen, en zien we dat ze zich op een meer spiritueel niveau begeeft. De digitale video Kumano (1998) straalt een meditatieve sfeer van verlichting uit, mede door de zachte kleuren en ‘esoterische’ muziek. In een schitterende kimono vlindert Mori in een mistig bos als een bovenzinnelijke verschijning voorbij om bij een droomtempel aan te komen waar vrede en harmonie heerst. Kumano refereert aan Alaya, het achtste bewustzijnsniveau in de Boeddhistische filosofie.
Takehito Koganezawa (Tokyo, 1974) woont en werkt in Berlijn en verliet evenals Mariko Mori zijn moederland. Centraal in zijn werk staat de factor tijd. Trage bewegingen van vloeibare substanties brengen veranderende beelden en composities teweeg terwijl de tijd verstrijkt en de video ‘draait’. De bewegingen in de beelden van de videopresentatie Untitled (1997) zijn abstract en minimaal. In een opstelling van drie projectieschermen naast elkaar zien we in slow-motion een ondefinieerbare vloeistof vloeien uit een drietal vensters. Met dit werk staat Koganezawa in de traditie van het minimalisme, wat een radicale abstractie van de vorm en een evenredige reductie van de inhoud impliceert. Deze bijna monochrome videoschildering, uiterst eenvoudig van vorm, heeft vanwege de geringe veranderingen en het non-narratieve verloop een zuiver contemplatieve werking. De werken van Koganezawa voltrekken zich met de tijd, geleidelijk en tijdelijk. Tijdens de tentoonstelling ‘Japan medium light’ zal ook On the way to the peak of normal (2000) worden gepresenteerd, een samenwerkingsproject met Carsten Nicolai dat op het moment van dit schrijven nog in ontwikkeling is.
Miwa Yanagi (Kobe, 1967)
lives and works in Kyoto.
Exhibitions include:
2000: ‘Elysian Fields’, Centre Pompidou, Paris
1999: ‘Signs of Life’, Melbourne International Biennial, Melbourne, Australia
1998: Art Space Niji, Kyoto (solo exhibition)
1997: ‘Cities on the Move’, Secession, Vienna, travelled to: Musée de Bordeaux, PS1, New York, Hayward Gallery, London, Kiasma Helsinki.
Takehito Koganezawa (Tokyo, 1974)
lives and works in Berlin.
Exhibitions include:
2000: ‘Continental Shift’, Ludwig Forum Aachen
1999: Galerie Wohnmaschine, Berlin (solo exhibition)
1998: ‘Art is Fun’, Hara Museum ARC, Japan
1997: European Media Art Festival Osnabrück
Mariko Mori (Tokyo, 1967)
lives and works in New York and Tokyo.
Exhibitions include:
1999: Museum of Contemporary Art, Chicago (solo exhibition) travelled to: County Museum of Art, Los Angeles, Serpentine Gallery, London, Brooklyn Museum, NY
1997: ‘The Desire and the Void’, Contemporary Japanese Photography, Kunsthalle Wien
1997: Venice Biennial, Venice, Italy
1996: ‘Made in Japan’, Deitch Projects, New York (solo exhibition)
Rika Noguchi (Tokyo, 1971)
lives and works in New York and Tokyo.
Exhibitions include:
1999: Gallery Koyanagi, Tokyo (solo exhibition)
1999: ‘Private Room’, Mito Art Museum, Mito, Japan
1998: ‘Gel’, d'Amelio Terras Gallery, New York
1996: ‘The 5th New Cosmos of Photography by Canon’, P3 Art and Environment, Tokyo
De tentoonstelling Japan medium light is georganiseerd in het kader van de viering Amsterdam - Japan 400 jaar.
Vertaling: Olivier & Wylie.
Met dank aan:
Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden Bonn, Mondriaan Stichting.