het andere huis in de kamer

08-01-2004


door Maria Barnas

Ze tekende de kop van Donald Duck op de hoek van de krant, vlak boven de foto van een geblinddoekte man. Toen haar vriend naar de oorlog ging, was ze weer gaan tekenen. Donald Duck op een fiets, op een mountainbike. Op rolschaatsen. De laatste weken stond Donald Duck rechtop. De handen langs zijn zij.

Vandaag zou hij thuiskomen. Hij was lang weg geweest. Af en toe kreeg ze een mailtje, waarin hij haar schreef hoe het ging. Het ging altijd goed. Zelfs toen hij vast had gezeten en kleine, verfomfaaide briefjes stuurde. Pas toen hij was vrij gekomen schreef hij dat hij had moeten smeken om een potlood. Ze hadden hem een stompje gegeven, en niets om de punt mee te slijpen. Elk woord kon het laatste zijn. Waarom had hij dat niet geschreven? Hij bleef volhouden dat alles in orde was. Terwijl
hongerige katten de nagels aan de binnenkant van zijn maag scherpten, schreef hij dat het goed ging. Een tand viel uit zijn mond, hij had bulten in dieppaarse tinten op zijn lichaam staan, en hij schreef: vergeet je niet een muts op te zetten als je naar buiten gaat en zal je goed uitkijken voordat je de weg oversteekt. En laat de achterdeur niet meer openstaan. We wonen niet op het platteland.

Hij zette een tas vol boodschappen op de tafel in de woonkamer. Hij vroeg zich af hoe ze het gered had zonder hem. Als zij boodschappen ging doen kwam ze altijd thuis met dingen die ze niet nodig hadden, of al in huis hadden.
Hij was binnengekomen via de achterdeur. Dat de deur nog altijd openstond had hem gerustgesteld. Hij riep haar naam. Hij zag dat ze alles had veranderd. Ze had de muren geel geschilderd. Ze had de inrichting zelfs veranderd. Hij kon zich de bank niet herinneren. En ze had allemaal nieuwe lampjes in huis gehaald. En het zag er naar uit dat ze nieuwe kopjes had gekocht. Ze had alleen de afwas nog niet gedaan. Hij vroeg zich af ze sinds zijn vertrek sowieso wel iets aan de afwas had gedaan.
Mijn god, dacht hij en probeerde er niet aan te denken hoe ze 's ochtends in de berg had moeten graven om een kopje tevoorschijn te halen. Hij opende de deur van de ijskast. Een walm van zure vis sloeg hem in het gezicht. Hij smeet de deur dicht, en spoot een flinke hoeveelheid Dreft over de schroothoop van aluminium en porselein in de gootsteen.

Hij keek naar buiten, naar het kleine strookje tuin, tussen het huis en de blinde muur van het huis van de buren dat al het licht uit de tuin hield. Hij zag dat ze pinda's had opgehangen voor de vogels. Vergiste hij zich, of zat er een magere jongeman op de tak van de vlierbes, in de hoek van de tuin? Het was alsof de boom verder van het huis stond dan vroeger. Als om scherp te stellen, kneep hij zijn ogen tot spleetjes, en zag hoe de jongen zich onhandig uit de boom liet zakken. Met een sprongetje van de laatste tak op de grond verzwikte hij zijn enkel. Hij hinkte op het zakje pinda's af, rukte het van de boom, en zette zijn tanden in het netje om er een opening in te scheuren.
Hij droeg een hemelsblauw T-shirt en een broek met smalle pijpen, hoog in zijn kruis getrokken en een riem strak om het hoge middel. Zijn gezicht was asgrauw, met scherpe jukbeenderen. De jongen sloop terug naar de boom, hees zich op zijn tak, om de pinda's op te peuzelen.

Ze kleurde de zwemvliezen van Donald Duck zwart. Ze hoopte dat hij zou zien hoe schoon het huis was. Drie dagen geleden was ze begonnen met opruimen. De sokken bij de sokken, de onderbroeken bij de onderbroeken. Ze had zelfs de mooie onderbroeken op een stapel en de slaap-onderbroeken op een andere gelegd. Ze had een nieuwe stofzuiger gekocht, met 1800 watt, die het stof tussen de kieren van de vloer zoog. Ze had de ramen schoongemaakt, voor het eerst. Van binnen en buiten. Ze had de gordijnen gewassen en de doffe meubels in de was gezet, en met een zachte doek gewreven tot ze er een weerschijn in zag glimmen. Ze had muziek gekocht. Dido and Aeneas, van Purcell, en de nieuwe cd van Peaches. Ze was op alles voorbereid.
Ze zag dat er stofdraden aan het plafond kleefden en haalde de stofzuiger tevoorschijn om de laatste stofresten uit het huis te verwijderen. Toen ze de slang op het plafond richtte, kantelde het huis. Ze dacht dat ze de telefoon hoorde overgaan, maar ze moest zich concentreren om haar evenwicht te bewaren. Voorzichtig zoog ze om de lamp, die als een paddestoel uit de lege witte vloer omhoog stak.

Waar had ze al zijn kleren gelaten? Hij zou haar morgen nog eens bellen om te vragen waar ze was, besloot hij terwijl hij in een bed ging liggen dat hem niet bekend voorkwam. Hij vond het een onprettig idee dat ze het nodig had gevonden om in zijn afwezigheid alles in huis te veranderen. Het was goed zoals het was, vond hij.

Ze kleurde de kop van Donald Duck helemaal zwart. Een silhouet, dat iets te recht op stond. Zo van voren, was het moeilijk het figuurtje als Donald Duck te herkennen. Zonder zijn snavel had het ieder ander kunnen zijn.
Ze kon niet geloven dat hij het haar niet zou laten weten dat hij een dag later thuiskwam. Zou hij dan inderdaad zijn veranderd? Haar moeder had elke kans aangegrepen om te zeggen: 'Mannen veranderen in de oorlog, pas maar op. Stel je er niet teveel van voor als hij terugkomt.'
Dit was het dus. Hij vond het zeker moeilijk om weer huiselijk te doen na de lange, spannende tijd in de oorlog.
Ze trok een mooie onderbroek aan. Ze dacht aan een blauw meer dat iemand op de grond had geschilderd. Het bed was koud.