Obsolete apparatuur en of emulatie

Donderdag 10 juni 2010


Samenvatting parallelle sessie ‘Obsolete apparatuur en/of emulatie’
Locatie: Nederlands Instituut voor Mediakunst (NIMk)

De druk bijgewoonde sessie, georganiseerd door Gaby Wijers (NIMk) en gemodereerd door Rony Vissers (PACKED vzw) in het Nederlands Instituut voor Mediakunst, handelde over een probleem dat het medium video sinds zijn ontstaan heeft beïnvloed, namelijk de onvermijdelijke obsoletie van opname-, afspeel- en weergavesystemen omwille van het defect raken van deze apparaten en de technologische evolutie. Hoewel deze apparaten niet altijd fysieke componenten zijn van het kunstwerk zelf, zijn ze essentieel voor de vertoning van videokunst in de toekomst.

Johannes Gfeller, professor aan het departement conservering en restauratie van de Hochschule der Künste Bern, stond als eerste spreker op het programma en gaf een introductie tot het onderwerp ‘obsolete apparatuur’. Hij beschreef het als een socio-economisch fenomeen dat een voortdurende invloed heeft op het bestaan van videokunst en dat een continue aandacht vereist. Om de functionaliteit en de fysieke eigenschappen van een kunstwerk te kunnen bewaren, is het vaak nodig om de oude hardware (en in het bijzonder de weergaveapparatuur) functionerend te houden. Zolang reparatie mogelijk is, zou hier naar moeten worden gestreefd; als dit niet mogelijk is, moeten apparaten worden vervangen of kan men emulatie overwegen. Het departement conservering en restauratie van de Hochschule der Künste Bern bezit een collectie apparatuur die wordt gebruikt voor referentiedoeleinden. Gfeller stelde dat de grootste vijand van het kunstwerk vaak de curator is. Het is dus niet enkel relevant om het kunstwerk en zijn apparatuur te bestuderen. Men moet eveneens de museumpraktijken van presentatie en preservering kennen om deze te kunnen documenteren en ze aan te passen zodat een maximale levensduur van de apparatuur kan worden gewaarborgd.

Gaby Wijers ging dieper in op het ‘Obsolete apparatuur’-project waarbij ze twee prominente gevaren beschreef voor de preservering van videokunst: de obsoletie van de apparatuur - die leidt tot de onmogelijkheid om het werk in de toekomst nog te tonen - en de vervanging van de apparatuur – die de betekenis van het kunstwerk in het gedrang kan brengen. Digitalisering en lange termijnpreservering van videokunst is omwille van de culturele en financiële waarde van de kunstwerken steeds belangrijker geworden. Onderzoek naar de technische en ethische aspecten hiervan wordt verricht met behulp van de studie van tekstbronnen, interviews, case studies, discussies en workshops met instituten die met gelijkaardige problemen kampen. Tijdens de discussies en workshops worden vragen gesteld met betrekking tot de status van apparatuur in relatie tot authenticiteit van de kunstwerken, de levensduur van de apparatuur, de aanvaardbare mate van verlies van informatie en het moment waarop men in actie moet treden. Er kon reeds worden geconcludeerd dat er een discrepantie bestaat tussen de mate waarin kunstenaars technologische actualisering van hun werk toelaten, en de houding van conservators die meer geneigd zijn om zo dicht mogelijk bij de ‘originele’ technieken te blijven. Ook in de vertoningspraktijk is het noodzakelijk om de omgang met de kunstwerken en de totale tijd dat de apparatuur aan staat te herbekijken. Een reductie van de werkingstijd zou een verlenging van de levensduur van de apparaten (en dus de kunstwerken) kunnen betekenen. De resultaten van deze eerste onderzoeksfase zullen deze zomer worden voorgesteld. De volgende fase van het project is voorzien in juni en zal zich richten op computergebaseerde werken.

Zowel Dieter Vermeulen als Paul Klomp besproken een case studie. Vermeulen presenteerde het werk Das endes des Jahrhunderts (Klaus vom Bruch, 1985) en de preserveringsstrategie van het S.M.A.K. voor dit kunstwerk. Zowel het kunstwerk zelf als zijn componenten werden bestudeerd. Ook de kunstenaar werd geconsulteerd. Niet alle originele apparatuur is nog beschikbaar, dus ondernam men een zoektocht naar vervangingsapparatuur en reserveonderdelen voor toekomstig gebruik. Hierbij werd rekening gehouden met de financiële en praktische beperkingen. Eens het werk opnieuw wordt geïnstalleerd, zal de kunstenaar worden gevraagd om een videoregistratie van het werk te maken die weergeeft hoe hij het werk ervaart en hoe het zou moeten worden beleefd door een publiek. Emulatie is conceptueel gezien geen optie. Het publiek zou steeds moeten worden herinnerd aan de oude apparatuur in het geval van vervanging door documentatie. De kunstenaar suggereerde zelfs om, indien de apparatuur zou worden geactualiseerd, de originele apparatuur op te stellen samen met de nieuwe. Vermeulen suggereert ook het oprichten van een museumnetwerk zodat musea apparatuur onderling kunnen uitwisselen.

Paul Klomp beschreef aan de hand van Revolution (Jeffrey Shaw, 1990) een systeem voor risicoanalyse dat werd ontwikkeld tijdens het ‘Obsolete apparatuur’-project. De analyse onderzoekt de technische systemen binnen de apparatuur. Een belangrijk aspect van deze analyse is het bepalen van de meest kwetsbare onderdelen van de installatie en wat men kan ondernemen om een plots defect te vermijden. De analyse is onderverdeeld in apparatuurtypes en -onderdelen, mogelijke defecten, mechanismes, mogelijke defecten en de verschillende mate van functieverlies. De bevindingen zijn gebaseerd op statistieken, gezond verstand en ervaring. Zij zullen worden gebruikt voor de besluitvorming met betrekking tot de vervanging of emulatie van apparaten en hun onderdelen. Voor het uitvoeren van de risicoanalyse moet elke component en systeem worden geanalyseerd en in een schema worden geplaatst. De risicoanalyse kan apparatuurproblemen voorspellen zodat in de toekomst preventieve stappen kunnen worden ondernomen.

Tijdens een levendige discussie verschoof de aandacht naar de verwerving van reserveapparatuur voor presentatie- en onderzoeksdoeleinden. Het beleid in het ZKM Zentrum für Kunst und Medientechnologie Karlsruhe bestaat uit het verzamelen van zoveel mogelijk apparatuur . Het gaat hierbij om aantallen die in de duizenden lopen. Het panel betwijfelde of dit een oplossing is voor het obsoletieprobleem, omdat de verzamelde apparatuur nog steeds onderhevig is aan het eerder vermelde verval en daardoor de levensduur nog steeds beperkt is. Het is echter wel een bruikbare oplossing op korte termijn omdat het makkelijker is om defecte componenten te vervangen. Op dit moment wordt het belang van apparatuur steeds meer erkend: inventarislijsten worden opgemaakt, de mogelijkheden rond nationale en internationale apparatencollecties worden onderzocht, enz. Het erkennen van het belang van de apparatuur en het vinden van nieuwe manieren om ermee om te gaan – zowel voor opslag als voor vertoning – zijn belangrijk. De verschillende instituten leiden in toenemende mate medewerkers op om te zorgen voor elektronische apparaten binnen musea of universiteiten, en trainen ook technici en ingenieurs in conserveringsethiek.