'De Mens kent wat hij maakt'

09-04-2001


Giambattista Vico, (Italiaans filosoof *1668)
door Heiner Holtappels

Toen ik deze zin in een boek over orde en ordening tegenkwam, dacht ik eerst dat het om een drukfout ging en de zin moest luiden: 'De mens maakt wat hij kent'. Hoe kan je een huis bouwen als je geen kennis van architectuur, statica of bouwmaterialen hebt? De vraag was: wat was eerder, de kennis of het maken? Vanuit een logische redenering begreep ik, dat als we alleen zouden maken wat we kennen, er nooit is nieuws gemaakt zou worden. Of ik moest kunnen verklaren hoe nieuwe kennis ontstaat. Dat kon ik niet. Kennis is iets wat overdrachtelijk is, dus op taal berust, op symbolen en die kunnen zowel op de taal van het lichaam, woorden of visuele tekens berusten. Maar als we kinderen, die nog niet kunnen praten, een blokkendoos geven, gaan ze bouwen, zonder kennis van stapelen, volumes en vormen.

Blijkbaar had Vico gelijk. We knutselen maar wat, en af en toe komen we iets tegen, waardoor we kennis opdoen en iets leren. Deze inzicht dat het maken voorafgaat aan de kennis plaatst de ontwikkeling van de industriële revolutie in een breder perspectief. We produceerden mechanisch veel meer goederen, niet om meer dingen te bezitten, maar om meer kennis te vergaren.

De rol van de kunsten

In de kunsten en het onderwijs van de kunsten domineert het maken. In tegenstelling tot de universitaire opleidingen speelt de verbale kennisoverdracht maar een kleine rol. Het gros van de tijd wordt besteed aan praktische oefeningen, of het nu om dans, theater, muziek of beeldende kunst gaat. Indien de bewering van Vico waar is, dat de mens kent wat hij maakt, dan zijn kunstopleidingen bij uitstek de plekken waar kennis geregenereerd wordt. Misschien zou dit ook kunnen verklaren dat de economieën van het Westen zo succesvol zijn, omdat ze de vrijheid van de kunsten nog steeds hoog in hun vaandel dragen en dat de landen die tot de tweede of derde wereld behoren, bij ons aankloppen om opleidingen naar het model van de westerse maatschappij op te zetten. Het verschil tussen niet westerse en westerse culturen ligt tussen behoud en progressie van kennis. Een cultuur die inzoomt op behoud, kadert de kennis in regels, die overdrachtelijk zijn en gevolgd moeten worden.

Overdrachtelijkheid betekent een symbolisch en verbaal kennisrepertoire, dat per definitie de neiging heeft statisch te zijn, terwijl non - verbale uitingen tussen nog niet verklaarde en toegevoegde waardes navigeren. De kunstgeschiedenis van het Westen toonde tot ruim achttienhonderd de dominantie van de regels, die met het begin van het modernisme ondermijnd werden. Deze ontwikkeling viel samen met Industriële Revolutie die zich ook laat beschrijven als de mechanisering van het ambachtelijke maakproces. Het meer maken ging samen met een toenemende diversiteit van technologieën en produkten waardoor de kennis steeg. Om naar het heden terug te keren: misschien hebben we de computer niet gemaakt om rekenprocessen te versnellen maar om kennis over de werkwijze van de menselijke hersenen te winnen, misschien maken we onbegrijpelijke kunst om iets over waarnemingen en verwerking van visuele informatie te leren, of te begrijpen welke visuele syntaxis ten grondslag aan onze emotionele reacties ligt. Misschien dragen kunstenaars die aan internetprojekten werken bij aan kennis en inzicht over het functioneren van het complexe netwerk in onze hersenen. Wie weet.

Zolang er een vrije kunst bestaat, zullen dingen gemaakt worden die kennis scheppen. Kunst gaat immers over het onbenoembare, die zolang actueel blijft, tot ze benoembaar wordt. Kunst blijft alleen tijdloos tot het moment van inzicht in alle facetten van het kunstwerk, tot het moment dat we het geheim ontrafeld hebben. De kans dat we door het bedrijven van wetenschap en kunst het mysterie van het leven volledig ontleden is klein. We verstoren en vervuilen immers het onderzoek en de kennis, omdat we deel uitmaken van het object dat we onderzoeken. We maken dus dingen om kennis te vergaren. En door steeds meer verschillende dingen te maken zijn we in de kennismaatschappij beland.
In de kennismaatschappij telt maar een ding: kennis behouden, verspreiden en genereren. Hiervoor hebben we al lang geleden een instituut opgericht: de school en een systeem ontwikkeld dat educatie heet. Nederland kent een breed geschakeerd netwerk van kunstinstellingen, die samen aan de taak van behouden, verspreiden en genereren werken. Het ligt dan ook voor de hand om deze bronnen van kennis in te binden in de systematiek van educatie en onderwijs. De kunstinstellingen willen wel, maar dan moeten de schotten tussen O (van onderwijs), C (van cultuur) en W (van wetenschap) bij het ministerie van OC&W verdwijnen. De kunstinstellingen zijn er klaar voor. Het wachten is op de overheid.